|
Zie voor de betekenis van de fonetische symbolen de lijst met CGN Foneem labels
Als de klinkerachtige niet als medeklinker (d.w.z., met een vernauwd spraakkanaal) maar als klinker wordt gerealiseerd, dan gelden de aanwijzingen voor de Klinker naar plosief overgang.
Aan het begin van de stop (stilte) van de plosief dempen de stembandtrillingen van de klinkerachtige uit door het sluiten van het spraakkanaal. De plaats waar het spraakkanaal echt sluit is meestal niet in de golfvorm terug te vinden. Als er wel een duidelijk punt is aan te wijzen waar het spraakkanaal sluit, dan moet dat punt genomen worden als grens. Zo'n duidelijk punt kan een plotselinge afname van de amplitude zijn waardoor de golfvorm bijna onzichtbaar wordt.
Bij stemhebbende plosieven is er geen echte stilte. In het ideale geval trillen de stembanden gedurende de hele sluitingsduur. In zo'n geval is het vaak moeilijk om het moment van de sluiting te vinden in de golfvorm.
Rond de overgang van de klinkerachtige naar de stilte kan er een 'hobbel' te zien zijn. Die onstaat door het wegvallen van het spraaksignaal waardoor de CoG enkel nog het ruisspectrum meet. De CoG vlakt weer af als er helemaal geen signaal meer is. De grens moet na het einde van het 'gladde' klinkerachtige deel van de CoG gezet worden, behalve als uit de golfvorm duidelijk is dat de eigenlijke sluiting eerder is.
De CoG binnen een stemhebbende sluiting is lager dan die van de klinkerachtige. Dit zal meestal tot een zichtbare 'breuk' in het verloop van de CoG leiden.
De laatste perioden van de klinkerachtige zijn meestal niet meer goed te herkennen als klinkerachtige. Alles wat wel als klinkerachtige herkenbaar is hoort natuurlijk bij de klinkerachtige, ongeacht hoe dat er uitziet op de golfvorm of CoG weergave.
Een stemhebbende sluiting is op het gehoor zeer goed te scheiden van de voorafgaande klinker. De klank van die sluiting is 'verstikt'.
© Rob van Son, October 5th, 2000