[ Home | Vorige | Volgende ]

Histogrammen stoppen de data van een rijtje in “bins” (emmertjes). In elk bin staat het aantal voorkomens van getallen die binnen dat bin vallen. Bijvoorbeeld:

a = c(13.0, 18.9, 14.3, 33, 24.0, 26, 25.1, 29, 31.6, 11.5, 20.2, 25.7)

Als je als binbreedte 5 neemt, zie je dat 3 van deze getallen tussen 10 en 15 valt, 1 tussen 15 en 20, 2 tussen 20 en 25, 4 tussen 25 en 30, en 2 tussen 30 en 35. Een histogram van deze getallen kun je automatisch tekenen met de functie hist:

hist (a)

Om controle te krijgen over de binbreedte gebruik je het argument break, waarmee je de grenzen tussen de bins aangeeft:

hist (a, breaks = seq(from = 10, to = 40, by = 10))

De getallen kun je ook afgedrukt krijgen:

aantallen = hist (a, breaks = seq(from = 10, to = 40, by = 10), plot = FALSE) $ counts
aantallen
## [1] 4 6 2

[ Home | Vorige | Volgende ]