Nu 't tweede verhaaltje. Er was eens 'n oud kasteel in 'n groot donker bos. In dat kasteel woonde 'n heks helemaal alleen. Overdag veranderde zij zich in 'n kat of 'n uil en 's avonds werd ze weer mens. Ze kon dieren naar zich toe lokken. Ze ving ze dan kookte en braakte ze braadde ze en at ze op. Als er mensen op honderd meter binnen honderd meter afstand van 't kasteel kwamen dan verstijfden ze. Jonge meisjes die veranderden in 'n vogel die ze dan ving en in in 'n kooitje zette. Ze had speciaal 'n zaal in 't kasteel waar wel zevenhonderd kooitjes stonden allemaal met vogels. Nu was er eens 'n meisje dat Jorinde heette. En dat was. Ze was heel mooi. Mooier dan alle andere meisjes. Ze was verloofd met Joringel 'n knappe jongeman. Ze waren verloofd. En ze zouden gauw gaan trouwen. Ze hadden veel plezier met elkaar. Op 'n dag gingen ze naar 't bos om samen eens rustig te kunnen praten. De zon scheen door 't groen van de bos van 't bos mmm tussen de bomen door. En. Jorinde die huilde 'n beetje ze was verdrietig. En Joringel was ook verdrietig. De zon. 't Begon al donker te worden. Enne. De zon stond nog half boven de berg en was al half ondergegaan. Ze voelden zich zo verdrietig alsof ze moesten sterven. Toen uh kwam er 'n uil die om hen heen vloog drie keer om hen heen vloog. En Jorinde zong 'n liedje en veranderde daarna in 'n nachtegaal. Joringel verstijfde helemaal en kon zich niet meer bewegen. Hij kon niet huilen niet. Hij kon geen hand of voet meer bewegen. De de uil vloog 'n bosje in en even later veranderde zij z*a verander ze* veranderde deze uil in 'n in 'n heks. Ze was helemaal geel. Ze had 'n puntneus die reikte tot aan haar kin. Ze pakte de vogel en stopte die in 'n kooitje. En ging daarmee weg. Joringel bleef stokstijf staan. Lange tijd later kwam de heks terug. En sprak de woorden. Gegroet Zacheël. Als 't maantje in 't kooitje schijnt Zachiël. Maak los op 't juiste moment. En Joringel kon zich weer bewegen. Direct knielde hij voor 't oude vrouwtje en smeekte haar zijn Jorinde terug te geven. Maar de heks zei tegen tegen 'm: Je krijgt haar nooit meer terug. En ze ging weg met 't kooitje. Joringel huilde jammerde was helemaal van streek. Hij ging weg dwaalde rond en kwam uiteindelijk in 'n dorp terecht. Waar hij geruime tijd de schapen hoedde. Op 'n nacht droomde hij dat hij 'n bloedrode bloem had gevonden met 'n prachtige grote parel in 't midden. Daarmee ging hij naar 't kasteel. En. Hij verstijfde niet. Hij kon zo doorlopen. Dat was ook de reden dat hij zijn Jorinde weer terug kreeg. Toen hij 's morgens wakker werd ging hij meteen zoeken naar zo'n rode bloem. Hij zocht tot de negende dag en toen vond hij de bloem met 'n prachtige dauwdruppel grote dauwdruppel in 't midden zo groot als 'n parel. Daarmee dwaalde hij door bos en dal tot hij weer bij 't kasteel gekomen was. Daar verstijfde hij niet maar hij kon gewoon doorlopen tot aan de voordeur. Raakte de deur aan en deze ging open. Hij liep over de binnenplaats en luisterde goed of hij de vogels hoorde fluiten. En ja in 'n zaal hoorde hij de vogels fluiten. Hij ging daar naartoe. Nou was de heks juist bezig om al haar honderden vogels te voeren. Maar ja welke vogel was nou*a nu zijn Jorinde? Toen hij zo aan 't zoeken was en rondkeek bemerkte hij dat de heks stiekem met 'n kooitje naar de deur liep. Vlug sprong hij naar haar toe en raakte haar en 't kooitje aan. De heks kon niet meer toveren. En Jorinde was daar weer en sprong hem om de nek. Ze was nog net zo mooi als voor die tijd. Daarna bevrijdde Joringel alle andere vogels. Die veranderde hij dus weer in meisjes. En Joringel en Jorinde leefden nog lang en gelukkig met elkaar.