Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos. Daarin woonde een oude heks helemaal alleen. Overdag veranderde ze zich in een kat of een uil, maar 's avonds werd ze weer een mens. Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan. Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren. Dit duurde totdat de heks hem met een spreuk verloste. Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje. Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel. Ze had wel zevenduizend kooien met zulke bijzondere vogels in haar kasteel.