De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder. Joringel liep dag en nacht en droeg de bloem naar het kasteel. Joringel keek naar Jorinde. Daar hoedde hij lange tijd de schapen. Ze kwamen overeen dat degene die het eerst erin zou slagen de reiziger zijn mantel te doen uittrekken de sterkste zou worden geacht. Jorinde huilde een beetje. Wanneer iemand binnen honderd meter van het kasteel kwam, moest hij stilstaan en kon zich niet meer verroeren. " Gegroet Zachiël. Die dieren slachtte, kookte en braadde ze dan. Toen hoorde hij ze fluiten. Nu kon de heks niet meer toveren, en Jorinde stond weer voor hem. Zij gumde pak uit " Oh, wat moet er van mij worden? " Dat kooitje bracht ze dan naar een zaal van haar kasteel. Er waren vele honderden nachtegalen, hoe moest hij nou Jorinde terugvinden? Hij schrok en werd doodsbang. De noordenwind en de zon. Ze zouden over een paar dagen gaan trouwen en ze hadden veel plezier met elkaar. Daar was de heks bezig de vogels in hun zevenduizend kooien te voeren. Jorinde was in een nachtegaal veranderd die tuwiet, tuwiet zong. Hij hoorde wak zeggen Toen was Joringel verlost. Een uil met gloeiende ogen vloog drie keer om hen heen en schreeuwde drie keer oehoe, oehoe, oehoe. Het heldere zonlicht scheen tussen de boomstammen door in het donkere groen van het bos. Het zingt voor het duifje, zingt voor zijn dood, Zingt lijden, lij, tuwiet, tuwiet, tuwiet. De nachtegaal was weg. Mijn vogeltje met het rode ringetje Zingt lijden, lijden, lijden : En ze leefden nog lang en gelukkig met elkaar. Joringel lette niet op haar en bekeek de kooien met de vogels. Hij stond erbij als van steen, kon niet huilen, niet praten, geen hand of voet bewegen. Overdag veranderde ze zich in een kat of een uil, maar 's avonds werd ze weer een mens. Hij liep in de richting van het gefluit en vond de zaal. Op een keer droomde hij 's nachts dat hij een bloedrode bloem vond met in het midden een prachtige grote parel. Nu was de zon ondergegaan. Wanneer het maantje in het kooitje schijnt, maak los Zachiël, op het juiste moment ". Joringel ging naar binnen, liep over de binnenplaats en luisterde goed of hij de vele vogels kon horen. Snel sprong hij erheen en raakte het kooitje en de oude vrouw aan met de bloem. Ze kon dieren en vogels naar zich toe lokken. Hij viel voor de oude vrouw op de knieën en smeekte haar om hem Jorinde terug te geven. Hij zocht tot aan de negende dag. Joringel keek door de struiken en zag vlakbij de oude muur van het kasteel. Vaak liep hij rond het kasteel, maar hij kwam nooit te dichtbij. Ze had wel zevenduizend kooien met zulke bijzondere vogels in haar kasteel. Zij gumde tak uit De noordenwind moest dus wel bekennen dat de zon van hun beiden de sterkste was. " Pas op ", zei Joringel, " dat je niet te dicht bij het kasteel komt ". De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk. Ze mompelde wat, ving de nachtegaal en droeg die in haar hand weg. Ze was geel en mager. Juist op dat moment kwam er een reiziger aan, die gehuld was in een warme mantel. De uil vloog in een struik en direct kwam er een kromme, oude vrouw uit tevoorschijn. Ze had grote rode ogen en een kromme neus die met de punt tot aan haar kin kwam. Toen ze Joringel zag werd ze kwaad, heel erg kwaad. Maar ze kon niet bij hem in de buurt komen. Joringel kon zich niet meer bewegen. Ze keken om zich heen en waren verdwaald. Joringel werd heel blij, raakte de deur aan met de bloem en de deur sprong open. Maar ze zei dat hij Jorinde nooit meer terug zou krijgen en ging weg. Eindelijk kwam de oude vrouw terug en zei met een doffe stem : Hij hoorde vak zeggen Ze schold, tierde en spuwde gif en gal naar hem. Nu was er eens een meisje dat Jorinde heette. Hij riep, hij huilde, hij jammerde, maar het was allemaal voor niets. Toen hij zo rondkeek, merkte hij, dat de oude vrouw stiekem een vogelkooitje wegpakte en daarmee naar de deur liep. Om eens rustig samen te kunnen praten, gingen ze in het bos wandelen. Er was eens een oud kasteel midden in een diep en donker bos. Alles wat hij met de bloem aanraakte werd van de betovering bevrijd. Toen vond hij de bloem in de vroege ochtend. Dit duurde totdat de heks hem met een spreuk verloste. Het was een mooie avond. Ze was mooier dan alle andere meisjes en was verloofd met de knappe Joringel. Hij plukte de bloem en ging ermee naar het kasteel. Daarin woonde een oude heks helemaal alleen. Ze waren verdrietig, alsof ze moesten sterven. 's Morgens, nadat hij wakker werd, begon hij door berg en dal naar zo'n bloem te zoeken. Ook droomde hij dat hij daardoor zijn Jorinde teruggekregen had. De noordenwind begon toen uit alle macht te blazen, maar hoe harder ie blies, deste dichter trok de reiziger zijn mantel om zich heen; In het midden lag een grote dauwdruppel, zo groot als de mooiste parel. Joringel kon niets zeggen, niet van z'n plaats komen. Wanneer er echter een onschuldig meisje te dicht bij haar kasteel kwam, veranderde de heks haar in een vogel en sloot haar op in een kooitje. Hij streepte dak weg Daarna begon de zon krachtig te stralen, en hierop trok de reiziger onmiddellijk zijn mantel uit. Daarna veranderde hij ook alle andere vogels weer in meisjes en ging met zijn Jorinde naar huis. De noordenwind en de zon waren erover aan het redetwisten wie de sterkste was van hun beiden. Hij streepte bak weg Ze vloog hem om de hals en was zo mooi als vroeger. Ze ging in de zon zitten en klaagde. Jorinde zong : en ten lange leste gaf de noordenwind het op. Joringel klaagde ook. Joringel ging weg en kwam uiteindelijk in een vreemd dorp. Ze wisten niet meer hoe ze thuis moesten komen. Toen hij dichtbij het kasteel gekomen was, verstijfde hij niet, maar hij liep door tot aan de deur.