Om eens rustig samen te kunnen praten, gingen ze in het bos wandelen. "Pas op", zei Joringel, "dat je niet te dicht bij het kasteel komt". Het was een mooie avond. Het heldere zonlicht scheen tussen de boomstammen door in het donkere groen van het bos. De tortelduif zong klagelijk in de oude beuk. Jorinde huilde een beetje. Ze ging in de zon zitten en klaagde. Joringel klaagde ook. Ze waren verdrietig, alsof ze moesten sterven. Ze keken om zich heen en waren verdwaald. Ze wisten niet meer hoe ze thuis moesten komen. De zon stond nog maar half boven de berg en voor de helft was ze al onder. Joringel keek door de struiken en zag vlakbij de oude muur van het kasteel. Hij schrok en werd doodsbang. Jorinde zong: