De dag van de Fonetiek 2013

Over onderzoek naar
spraak en spraaktechnologie

(http://www.fon.hum.uva.nl/FonetischeVereniging/)

Woensdag 18 december 2013 in de Sweelinckzaal, Drift 21 te Utrecht

Georganiseerd door de Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen

deelname is gratis, iedereen is welkom

Het programmaboekje in pdf is hier te vinden.

Een poster van de Dag van de Fonetiek is hier te vinden

De Dag van de Fonetiek vindt plaats in de Sweelinckzaal op Drift 21 (3512 BR Utrecht). Nummer 21 is niet meer direct toegankelijk, maar alleen te bereiken via de Universiteitsbibliotheek op Drift 27. Nadat u de congierge van de bibliotheek gepasseerd bent, slaat u rechts af de tuin in en volgt u de bordjes naar Drift 21.


Programma

9:30 Ontvangst met koffie

9:55 Opening


10:00-10:40 Sessie 1 - Keynote lezing

10:00 Forms and Functions of Stress and Accent in Spoken Language: A Cross-Linguistic Perspective

Vincent van Heuven
Vincent van Heuven is emeritus hoogleraar Experimentele Linguïstiek en Fonetiek aan de Universiteit Leiden.
Hij is ook onbezoldigd hoogleraar aan de Nankai Universiteit (Tianjin, China), associate editor van het tijdschrift Phonetica
en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).

10:40-11:00 Koffie- en theepauze


11:00-12:20 Sessie 2

11:00 Een nieuwe stem voor het Fries

Arthur Dirksen

11:20 Waar komt de dominantie van woordbegin-medeklinkers in klankversprekingen vandaan?

Sieb Nooteboom & Hugo Quené

11:40 Ik wel maar hij niet: De invloed van glimlachen en fronsen op zinsbegrip

Hugo Quené, Anne van Leeuwen & Jos van Berkum

12:00 Het verband tussen prosodische sensitiviteit en leesvaardigheden bij Nederlandse scholieren

Chiara de Jong, Marie Postma-Nilsenová & Maria Mos

12:20-12:35 Algemene Ledenvergadering

12:35-14:00 Lunch


14:00-15:20 Sessie 3

14:00 The perceptual noise exclusion hypothesis: A bimodal approach to dyslexia

Monique Lamers, Annemiek Hammer & Martine Coene

14:20 Perception of spectrally degraded reflexives and pronouns by children

Zheng Yen Ng, Deniz Baskent, Jacolien van Rij, Rolien Free & Petra Hendriks

14:40 Individual differences in the impact of speech rate on perception of conversational speech

Xaver Koch & Esther Janse

15:00 Searching for a new method to study the use of lexicosyntactic and intonational cues in turn projection by Dutch and English children

Imme Lammertink, Titia Benders, Marisa Casillas,Brechtje Post & Paula Fikkert

15:20-15:40 Koffie- en theepauze


15:40-17:00 Sessie 4

15:40 De invloed van de Zipfdistributie op het leren van tweede orde fonetische beperkingen

Laura Baakman

16:00 The role of lexical representation in the recognition of phonologically reduced and unreduced variants by non-native listeners

Sascha Coridun, Mirjam Ernestus & Louis ten Bosch

16:20 Welke akoestische cues spelen een rol bij de onderscheiding van klinkers? De casus /U u u:/ in het Saterfries

Wilbert Heeringa, Jörg Peters & Heike Schoormann

16:40 Cross-regional differences in the perception of a sound change in progress

Anne-France Pinget, Hans Van de Velde & René Kager

17:10 Afsluiting en borrel









12.20 Algemene Ledenvergadering van de Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen

Woensdag 18 december 2013, 12:20 aan de Drift 21 the Utrecht

Tijdens de lunchpauze van de Dag van de Fonetiek organiseert de vereniging haar algemene ledenvergadering. De agenda kent twee agendapunten:



Financiën

De balans over 2012 zal voor inzage beschikbaar zijn. Vanaf 2014 neemt Mirjam de Jonge het penningmeesterschap over van Willemijn Heeren.

Bestuurssamenstelling

--Van de volgende bestuursleden verlopen de termijnen in december 2013: Titia Benders (Radboud Universiteit Nijmegen), Johanneke Caspers (Universiteit Leiden), Charlotte Gooskens (Rijksuniversiteit Groningen), Willemijn Heeren (Universiteit Leiden), Hanne Kloots (Universiteit Antwerpen / Artesis Hogeschool Antwerpen) en Hugo Quen\'e (Universiteit Utrecht).

-- Van hen stellen de volgende bestuursleden zich herkiesbaar: Titia Benders, Willemijn Heeren, Hanne Kloots en Hugo Quené.

--Vanwege het vertrek van twee bestuursleden, wil het bestuur graag versterking van een nieuw lid. Verkiesbaar stelt zich: Anja Schüppert (Rijksuniversiteit Groningen).

--Andere leden die zich voor het bestuur verkiesbaar willen stellen wordt verzocht dit voor aanvang van de vergadering kenbaar te maken bij de secretaris van de vereniging (titia.benders@let.ru.nl).


Voorstellen voor agendapunten kunt u schriftelijk, of per e-mail, indienen bij de secretaris.

Voor kandidaatstelling voor het bestuur kunt u ook contact opnemen met de secretaris.

Voor informatie over kandidaatstelling en schriftelijk of bij volmacht stemmen voor de bestuursverkiezingen verwijzen wij u naar het Huishoudelijk Regelement (zie: http://www.fon.hum.uva.nl/FonetischeVereniging/Vereniging/Reglement.txt).

Met vriendelijke groet,

Titia Benders, Secretaris van de Nederlandse Vereniging voor Fonetische Wetenschappen


Up

Abstracts

Lezingen worden gegeven in de taal waarin de titel is opgesteld // Presentations will be delivered in the language of the title




Keynote lezing

10:00: Forms and Functions of Stress and Accent in Spoken Language: A Cross-Linguistic Perspective
Vincent van Heuven // Leiden University

In my talk I will present a survey of work that I did (together with students and co-workers) since the early 1970s on the topic of (word) stress and (sentence) accent on a variety of languages (Germanic and non-Germanic). Part of the presentation will be based on published papers, for another part I will rely on unpublished materials (mainly student papers and theses). A recurrent theme will be how word stress is marked by the speaker, and what acoustic cues contribute (in what order of importance) to the perception of word stress on a particular syllable by the listener. I will consider the issue whether the stress cues have a universally fixed order of importance, or vary from one language to the next, and – in the latter case – to what extent the order of importance can be predicted from functional principles. I will also address the issue how stress contributes to the process of word recognition in Dutch and English (stress differs between words), as opposed to languages with either fixed stress (uniform stress location for all the words in the lexicon), or with no preference for stress on one syllable or the other (Indonesian).

Over de spreker
Vincent van Heuven is emeritus hoogleraar Experimentele Linguïstiek en Fonetiek aan de Universiteit Leiden. Hij is ook onbezoldigd hoogleraar aan de Nankai Universiteit (Tianjin, China), associate editor van het tijdschrift Phonetica en lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Up


Presentaties

11.00: Een nieuwe stem voor het Fries
Arthur Dirksen // Fluency

In 2011 is, met subsidie van de Provincie Fryslân, de tekst-naar-spraaksoftware van Fluency uitgebreid met twee Friessprekende stemmen. Deze stemmen bleken niet helemaal te voldoen aan de verwachtingen van de subsidiegever en andere partijen die bij het project waren betrokken. Daarom is dit jaar in een vervolgproject een nieuwe stem geproduceerd, met als expliciet doel: een hoger kwaliteitsniveau. Om dit doel te bereiken hebben we een professionele spreker ingeschakeld, wiens stem bekend is van zijn voice-overs voor Omrop Fryslân. Behalve het eerder samengestelde inspreekcorpus voor het Fries (1018 woorden/zinnen) hebben we extra materiaal laten inspreken: nieuwsberichten, teksten van websites, twee langere literaire fragmenten, en een deel van het Nederlandse inspreekcorpus. De opnames zijn gelabeld op woord- en foneemniveau met een speciaal hiervoor getrainde spraakherkenner. Ten slotte hebben we ook de synthesizer op een aantal punten verbeterd. In mijn bijdrage wil ik enkele aspecten van dit vervolgproject nader toelichten, en wat voorbeelden laten horen van de nieuwe stem.
Up


11.20: Waar komt de dominantie van woordbegin-medeklinkers in klankversprekingen vandaan?
Sieb Nooteboom & Hugo Quené // Utrecht Institute of Linguistics OTS, Universiteit Utrecht

Beginmedeklinkers van woordvormen zijn relatief veel vaker bij klankversprekingen betrokken dan medeklinkers in andere posities. Shattuck-Hufnagel (1987, 1992, 2011) verklaart dat door aan te nemen dat bij het klaarzetten van woordvormen om uitgesproken te worden beginklanken van woorden apart van de rest behandeld worden. Deze complicatie is onnodig wanneer we een andere verklaring vinden voor die overheersing van woordbeginmedeklinkers. Die zoeken wij in de fonotactische structuur van de taal. We hebben een analyse gemaakt van een corpus klankversprekingen in spontaan Nederlands, en van de fonotactische structuur van de woordreeksen waarin die versprekingen zijn gemaakt. Het blijkt dat de relatieve frequentie van klankversprekingen in verschillende posities binnen woorden voorspeld kan worden uit de fonotactische mogelijkheden die iedere klank heeft om versproken te worden. We hebben ook een experiment gedaan waarin klankversprekingen zijn uitgelokt in CVC-woorden, in de posities van C1, V en C2. De resultaten laten zien dat C1 en C2 even vaak versproken worden, maar de klinker minder vaak. Dat laatste kan verklaard worden door aan te nemen dat op elkaar lijkende klinkers meer verschillen dan op elkaar lijkende medeklinkers. Het is onnodig om te veronderstellen dat in de spraakvoorbereiding woordbeginklanken apart behandeld worden.
Up


11.40: Ik wel maar hij niet: De invloed van glimlachen en fronsen op zinsbegrip
Hugo Quené, Anne van Leeuwen & Jos van Berkum // Utrecht Institute of Linguistics OTS, Universiteit Utrecht

Heeft een hoorbare frons of glimlach invloed op hoe we spraak waarnemen? We hebben eerder al laten zien dat luisteraars gesproken woorden worden sneller begrijpen, indien het hoorbare affect (frons of glimlach, gemanipuleerd door verschuiving van formantfrequenties) congruent is met de woordbetekenis. In een nieuw, uitgebreider luisterexperiment moesten luisteraars ditmaal geen losse woorden maar gehele zinnen begrijpen. Een belangrijke nieuwe vraag hierbij is of het perceptieve effect van congruentie gevoelig is voor het *perspectief* van de zinsinhoud, in eerste of derde persoon. We voorspellen dat luisteraars de congruentie wel gebruiken bij de verwerking van ik-zinnen (”ik heb een prijs gekregen”, luisteraar verwacht dat spreker blij is), maar niet bij de verwerking van hij-zinnen (”hij heeft een prijs gekregen”, luisteraar weet niet of spreker blij of afgunstig is en heeft dus geen verwachting over de spreker). De responsietijden van de correcte responsies bevestigen het eerder gevonden effect van affectieve congruentie, en dit effect treedt inderdaad uitsluitend op bij de ik-zinnen. De resultaten bevestigen dat luisteraars niet alleen reageren op *wat* er gezegd wordt, maar ook op *hoe* dat gezegd wordt, en *over wie* er iets gezegd wordt. Luisteraars combineren alle drie de bronnen van informatie onmiddellijk om gesproken zinnen effici ̈ent te kunnen begrijpen, inclusief de affectieve betekenis van een zin voor de spreker.
Up


12.00: Het verband tussen prosodische sensitiviteit en leesvaardigheden bij Nederlandse scholieren
Chiara de Jong, Marie Postma-Nilsenová & Maria Mos // Tilburg University

Uit eerder onderzoek in het Engels en Frans is gebleken dat er een link bestaat tussen prosodische sensitiviteit en leesvaardigheden. Meer inzicht in deze relatie kan nuttig zijn bij het op jonge leeftijd trainen van kinderen met ontwikkelingsdyslexie of andere leesproblemen. In een experimentele studie met eentalige Nederlandse middelbare scholieren (N=56) van twee leeftijdsgroepen hebben we de relatie tussen prosodische sensitiviteit en leesvaardigheden getest. Prosodische sensitiviteit is in een luistertoets toegespitst op het al dan niet herkennen van lokale en globale verschillen in pitchcontouren (Foxton, Talcott, Witton, Brace, McIntyre, & Griffiths, 2003; Ziegler, Pech-Georgel, George, & Foxton, 2012). Leesvaardigheden zijn gemeten aan de hand van drie leestoetsen die samen technische, orthografische en fonologische leesvaardigheden meten. In de jongere leeftijdsgroep van eerstejaars havo/vwo-leerlingen is er een significante correlatie gevonden tussen globale pitchperceptie en een leestoets die fonologisch bewustzijn meet aan de hand van pseudowoorden. In een vervolgstudie met universitaire studenten hebben we de relatie tussen leesvaardigheden en pitchperceptie opnieuw getoetst. Naast de toetsen uit de eerste studie hebben we gebruik gemaakt van twee andere pitchperceptie-instrumenten waarmee in het verleden de lokale-globale dimensie werd onderzocht (Sanders & Poeppel, 2007; Postma-Nilsenov & Postma, 2013). Deze twee instrumenten verschilden van de taak van Foxton et al. (2003) door relatief minder nadruk te leggen op het auditieve werkgeheugen van de luisteraar (waarvan de relatie met dyslexie reeds bekend is). De resultaten lieten opnieuw een link zien tussen leesvaardigheden en globale pitchperceptie gemeten met de originele taak van Foxton et al. (2003). Daarnaast was er ook een significante correlatie tussen leesvaardigheden en lokale pitchperceptie in dezelfde taak. Een link tussen pitchsensitiviteit en leesvaardigheden bleek daardoor niet duidelijk aanwezig te zijn. Om te testen of de correlatie verklaard kan worden als een effect van het werkgeheugen zijn we momenteel een experiment aan het uitvoeren waar het auditieve werkgeheugen van de participanten getoetst wordt met een cijferreekstaak.
Up


14.00: The perceptual noise exclusion hypothesis: a bimodal approach to dyslexia
Monique Lamers, Annemiek Hammer & Martine Coene // VU University Amsterdam

In recent studies, it has been suggested that dyslectic symptoms result from an impaired ability to distinguish irrelevant from relevant sensory information. To attest this perceptual noise exclusion hypothesis, we performed an experiment that consisted of two sentence repetition tasks, one in the auditory modality using spoken stimuli, and the other in the visual modality registrating eye movements while reading. Both versions were conducted by the same groups of adult dyslectics and typical language users. Materials consisted of Dutch sentences with either a semantically congruent or incongruent word of a minimal pair like mouse-house as the final word, as in The cheese was eaten by the mouse/*house. The sentences were presented in three noise levels, ( no, mild (-5 dB), and heavy (-10 dB) fluctuating noise for the auditory version, and no, 30%, and 60% text masking blocked patterns for the visual version). Dyslexics made more mistakes in incongruent than congruent conditions in both the auditory and visual modality. Interestingly, they frequently replaced the incongruent final word by the congruent counterpart of the minimal pair. Especially in the visual modality, this pattern became more prominent with increasing noise levels. Typical language users showed no difference between congruent and incongruent conditions in no, or mild noise conditions. Finding effects of noise in both modalities indicates the involvement of a general deficit in processing noisy sensory information in dyslexia.
Up


14.20: Interacties tussen perceptie en motoriek in spraakontwikkelingsstoornissen: neurocomputationele modellering van gestoorde ontwikkeling
Zheng Yen Ng(1), Deniz Baskent(2), Jacolien van Rij(3),Rolien Free(2) & Petra Hendriks(1) //1. CLCG, University of Groningen; 2. Department of Otorhinolaryngology, UMCG, Groningen & Graduate School of Medical Sciences, Research School of Behavioral and Cognitive Neurosciences, University of Groningen; 3.Seminar fu ̈r Sprachwissenschaft Quantitative Linguistik, Eberhard Karls Universit ̈at Tu ̈bingen

Speech perception skills in cochlear-implant users are often measured with simple speech materials. In children, it is crucial to fully characterize linguistic development, and this requires more linguistically more meaningful materials. The authors propose using the comprehension of reflexives and pronouns, as these specific skills are acquired at different ages. According to the literature, normal-hearing children show adult-like comprehension of reflexives at age 5, while their comprehension of pronouns only reaches adult-like levels around age 10. To provide normative data, a group of younger children (5 to 8 yrs old), older children (10 and 11 yrs old), and adults were tested under conditions without or with spectral degradation, which simulated cochlear-implant speech transmission with four and eight channels. The results without degradation confirmed the different ages of acquisition of reflexives and pronouns. Adding spectral degradation reduced overall performance; however, it did not change the general pattern observed with non-degraded speech. This finding confirms that these linguistic milestones can also be measured with cochlear-implanted children, despite the reduced quality of sound transmission. Thus, the results of the study have implications for clinical practice, as they could contribute to setting realistic expectations and therapeutic goals for children who receive a cochlear implant.
Up


14.40: Stemeigenschappen van Nederlandse kinderen met een cochleair implantaat
Xaver Koch(1,3) & Esther Janse(1,2) // 1. Radboud University Nijmegen, The Netherlands; 2. Max Planck Institute for Psycholinguistics, Nijmegen, The Netherlands; 3. International Max Planck Research School for Language Sciences, Nijmegen, The Netherlands

This study investigates speech perception performance in younger and older adults as a function of naturally varying speech rate in conversational speech. In contrast to related research, the present study uses conversational corpus materials, with a natural variation in speech rate, rather than lab-recorded and subsequently artificially time-manipulated stimuli. We set up an eye-tracking study in which participants had to click which of four words on a visual display they detected in a conversation. The research question was whether older adults would be more affected by increased speech rate than younger adults and which auditory, cognitive and linguistic individual listener characteristics would predict the impact of increased speech rate on speech processing. Analysis of the click RTs and the gaze proportions shows that increased speech rate makes sentence processing more difficult for both younger and older listeners. In line with previous results, both hearing level and processing speed are predictors for perception performance in the older adults. In contrast to earlier findings, however, younger adults are more affected by increased speech rates than older adults. Analyses of the gaze proportion data suggest that this discrepancy may relate to different task related strategies for the two age groups. The data also suggest that individual characteristics, rather than age, predict speech processing differences at speech rates encountered in everyday conversational situations.
Up


15.00: Searching for a new method to study the use of lexicosyntactic and intonational cues in turn projection by Dutch and English children
Imme Lammertink(1), Titia Benders(1), Marisa Casillas(2), Brechtje Post(3) & Paula Fikkert(1) // 1. Radboud University Nijmegen; 2. Max Planck Institute Nijmegen; 3. Cambridge University

Children learn language in the context of conversations. Successful coordination and comprehension of conversations relies heavily on the ability to anticipate upcoming speaker changes (turn-transitions). Two linguistic cues that are used to anticipate such turn-transitions are lexicosyntactic and intonational information. This study will address if we can disentangle these two cues in natural dialogues and if so, how Dutch and English toddlers weight these cues in their anticipation of upcoming turn-transitions. Because children receive rich intonational input and are very sensitive to intonation from an early age (Fernald & Thomas, 1984; Moon & Cooper-Panneton, 1993), children may rely more on intonational than on lexicosyntactic cues. This would contrast adult behaviour, as adults seem to rely more on lexicosyntactic cues (de Ruiter et al., 2006). In this talk I will demonstrate the materials that will be used for this study. The current study is the first developmental study that will address the potential different roles of lexicosyntactic and intonational cues in natural dialogues. Previous developmental turn- taking experiments always used materials with flattened intonational contour to get rid of the intonational content or band-pass filtered speech to get rid of lexicosyntactic content. In contrast, our materials consist of dialogues between puppets in which natural speech is used. To control for the linguistic cues, each dialogue includes four different target conditions. These target conditions are manipulated for lexicosyntactic completion (incomplete declarative vs. complete interrogative) and intonational completion (incomplete intonational contour vs. interrogative contour). Possible advantages and disadvantages of this new approach will be discussed. Also, first pilot results of Dutch adults will be presented.
Up


15.40: De invloed van de Zipfdistributie op het leren van tweede orde fonetische beperkingen
Laura Baakman // Rijksuniversiteit Groningen

Fonetische beperkingen definiëren taalafhankelijke foneemsequenties. Zo kan een woord in het Engels, in tegenstelling tot een woord in het Vietnamees, niet beginnen met een ng. Eerste orde fonetische beperkingen zijn slechts afhankelijk van de positie van de klank; tweede orde fonetische beperkingen zijn ook afhankelijk van andere eigenschappen van de lettergreep, zoals de klank in de onset of de coda. Onishi et al. (2002) hebben aangetoond dat volwassenen de twee orde beperkingen van een kunstmatige taal binnen afzienbare tijd kunnen leren. Het te bespreken onderzoek heeft bekeken of fonetische beperkingen in een kunstmatige taal beter geleerd worden als de woorden van een taal aangeboden worden volgens de Zipfdistributie dan wanneer ze aangeboden worden in een uniforme distributie. Proefpersonen luisterden naar CVC-woorden met tweede orde beperkingen. Hun kennis van de taal werd getest door ze een superset van de geleerde woorden te laten beluisteren en deze na te laten zeggen. Dit liet geen voordeel zien van de Zipfdistributie ten opzichte van de uniforme distributie noch waren er aanwijzingen dat de proefpersonen tweede orde beperkingen geleerd hadden. Wij vermoeden dat de woorden uit de te leren taal te weinig aangeboden waren om goed te kunnen leren. Een andere complicerende factor is dat de gebruikte kustmatige taal waarschijnlijk te complex was.
Up


16.00: The role of lexical representation in the recognition of phonologically reduced and unreduced variants by non-native listeners
Sascha Coridun(1,2), Mirjam Ernestus(1,2) & Louis ten Bosch(1) // 1. Radboud University Nijmegen; 2. Max Planck Institute for Psycholinguistics, Nijmegen.

In casual speech, words are often pronounced with fewer segments than in their citation forms. For instance, the French word renard ’fox’ may sound like rnard. Previous research has shown that non-native listeners have problems understanding these reduced pronunciation variants. The reason for this difficulty might be that during classes they mainly hear words pronounced in their citation forms and therefore lack lexical representations for reduced variants. We conducted a lexical decision experiment preceded by a learning phase in order to investigate whether Dutch listeners with a low proficiency level in French have problems understanding reduced variants (rnard) if they only learnt the unreduced variants (renard). In addition, we investigated the reverse: whether they have problems understanding the unreduced variants (renard) if they only learnt the reduced variants (rnard). We found that both reduced and unreduced variants were recognized faster and more accurately when these variants matched the variants that had been learnt. Surprisingly, unreduced variants were recognized faster than reduced variants in this match condition. In the mismatch condition, there was no significant difference. These findings suggest that factors independent of lexical representation contribute to the difficulties of non-native listeners to recognize reduced variants.
Up


16.20: Welke akoestische cues spelen een rol bij de onderscheiding van klinkers? De casus /U u u:/ in het Saterfries
Wilbert Heeringa, Jörg Peters & Heike Schoormann // Institute of German Studies, Oldenburg University, Oldenburg, Germany

Saterland Frisian has a complete set of closed short tense vowels: /i y u/. Together with the short lax vowels /I Y U/ and the long tense vowels /i: y: u:/ they constitute series of phonemes that only differ by length and/or tenseness. To identify the phonetic parameters that Saterland speakers use to keep minimal triplets, such as f[U]l ‘full’, f[u]l ‘rotten’, and f[u:]l ‘much’, distinct, we carried out two production tests that were designed to elicit ‘normal speech’ and ‘clear speech’. In the ‘normal speech’ condition speakers read the target words in random order with intervening filler words. In the ‘clear speech’ condition speakers were asked to make the word forms identifiable for a listener sitting opposite the speakers but lacking eye contact. Lax and tense vowels were found to be distinguished in both ‘normal’ and ‘clear speech’ by means of duration, spectral features, and steepness of the falling f0 contour. Short and long tense vowels were distinguished by the same acoustic cues in ‘clear speech’. In ‘normal speech’, the steepness of the falling f0 contour was found to be the only cue to the distinction between these vowels. We conclude that clear speech data better reveals the variables contributing to the discrimination of the Saterland Frisian triplet words than normal speech data.
Up


16.40: Cross-regional differences in the perception of a sound change in progress
Anne-France-Pinget, Hans Van de Velde & René Kager // Utrecht Institute of Linguistics OTS, Universiteit Utrecht

This paper presents the results of a speeded categorization task aimed at getting insight in the speech perception patterns of speakers from three regions of the Dutch language area. In these regions the devoicing of onset /v/ to [f] is in different stages (West-Flanders: incipient, South-Holland: advanced and Groningen: almost complete) and the regions show differences in the implementation of the voicing contrast (Kissine et al. 2004). We tested the use of two dimensions (degree of periodicity and duration, 9 steps each) in the perception of the Dutch labiodental fricatives. In each region we selected 10 male and 10 female participants, age 18-28, and highly educated. The participants had to categorize 405 stimuli (9 x 9 x 5 runs) asv orf. It turned out that in all regions, periodicity is consistently used as the main cue in the cat- egorization of the stimuli, but speakers from West-Flanders and Groningen also use duration information but in different ways in the categorization of the labiodental fricatives. People from Groningen are the least categorical in their judgments. The results will be discussed in relation to the production differences found in previous studies.
Up